Eén procent van de mensen kampt met eetproblematiek. Maar in de sport ligt dat percentage rond de twintig procent. Grote kans dat jij als masseur een sporter op de bank hebt liggen die problemen met eten heeft. Wat doe je dan? “Nietsdoen is geen optie”, zegt Lisa de Vilder.
Zij is sport- en prestatiepsycholoog en als voormalig topbokster heeft ze veel en lang gestreden met de weegschaal. Nu zet ze zich samen met zeventien collega’s van het (W)eet wat je doet-team in om eet-problematiek in de (top)sport bekender en bespreekbaar te maken onder atleten, ouders, trainers, (medisch) begeleiders en bestuurders.
(W)eet wat je doet is in 2018 opgericht door sportpsycholoog Karin de Bruin, die zich al sinds 2000 bezighoudt met eetstoornissen in de sport en dans. Het doel van (W)eet wat je doet, is het voorkomen en het vroegtijdig signaleren van eetproblematiek door atleten, ouders, coaches en begeleiders te trainen in wat gezonde voeding is, hoe je verschillende eetproblematieken herkent, wat de gevolgen daarvan kunnen zijn en hoe je het gesprek erover aangaat en mogelijke oplossingen. “Een vroege signalering is ontzettend belangrijk”, zegt sportpsycholoog Amber van Es. Daarmee zijn (ernstige) gevolgen voor de gezondheid en achteruitgang van de sportprestaties te beperken.
Verstoord eetgedrag betekent niet meteen dat er sprake is van een eetstoornis. Het kan wel leiden tot een stoornis. Verstoord eetgedrag is bij sporters lastiger te herkennen dan bij andere mensen. Lisa: “Sporters eten over het algemeen anders dan ‘gewone’ mensen. Ze vragen iets anders van hun lijf dan iemand die een kantoorbaan heeft.” Sporters letten veel meer op wat ze eten en drinken. Het afwijkende voedingspatroon maakt het lastiger om in te schatten wat normaal is en wanneer grenzen worden overschreven. “Waar het om gaat is een onderscheid maken tussen functioneel en dysfunctioneel eetgedrag. Wanneer gaat het een sporter meer kosten dan het hem oplevert?”, zegt Amber.
Wat signalering bemoeilijkt, is dat regels omtrent bijvoorbeeld een gezond BMI voor sporters anders liggen dan voor mensen in de ‘normale’ populatie. Een lichaamsgewicht dat in eerste instantie normaal lijkt, kan een eetprobleem maskeren. “Sporters hebben meer spiermassa dan andere mensen. Spieren zijn zwaarder dan vet. Het gewicht van een topsporter kan daardoor gezond lijken, maar er kan toch sprake zijn van ondervoeding of een te laag vetpercentage”, zegt Carola Minkels, bewegingswetenschapper en voormalig topacrogymnast.
Toch zijn er wel degelijk zaken waaraan je een (beginnende) eetstoornis kunt herkennen, zeker als masseur. “Het meest voor de hand liggende is natuurlijk snel gewichtsverlies. Zeker als je iemand eens in de twee weken in plaats van dagelijks ziet, zal dat snel opvallen. Voor een masseur helemaal, omdat die het hele lijf van een sporter ziet”, zegt Carola. Lisa: “Maar ook plotselinge gewichtstoename kan een aanwijzing zijn.”
Het doel van (W)eet wat je doet, is het voorkomen en het vroegtijdig signaleren van eetproblematiek
De grootste no-go bij vrouwelijke sporters is het uitblijven of verdwijnen van de menstruatie (amenorroe). Dit wordt wel eens verklaard door het vele trainen op jonge leeftijd en als normaal gezien, zeker in sporten als turnen. Maar meestal is het niet het aantal trainingsuren dat leidt tot amenorroe, maar ondervoeding. “Het is goed als coaches en andere begeleiders zoals masseurs daarvan op de hoogte zijn en kunnen aangeven bij een sporter: misschien is dit wel een probleem. En niet zeggen dat het erbij hoort en normaal is, want het is niet normaal”, zegt Lisa.
Andere zaken waaraan een mogelijke eetstoornis is te herkennen, zijn dehydratatie (onder andere te herkennen aan een droge huid die niet makkelijk terugveert) en veel kleine blessures die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben en niet eenvoudig te verklaren zijn, maar elkaar wel snel opvolgen. Ook dikke haren op de onderarmen, haaruitval, tandproblemen en verkleuring van de huid zijn tekenen aan de wand. Lisa: “Veel en onverklaarbare blauwe plekken komen ook voor. Die kunnen wijzen op een verstoord bloedbeeld en dat kan weer een teken zijn van een eetstoornis. En van veel braken gaan de klieren in de nek opzetten. Dit kun je zien aan zogenaamde hamsterwangetjes.” Bij één of meerdere van deze signalen moeten de alarmbellen gaan rinkelen, zeggen de drie. “Dat moet je heel serieus nemen.”
Amber van Es is sportpsycholoog. Ze heeft zelf aan cheerleading gedaan en deed mee aan het WK. Haar tijd als cheerleader was een constante strijd met haar gewicht. Bij elk nieuw dieet voelde ze zich dikker en waardelozer en op het WK dacht ze dat ze niet goed genoeg was omdat ze zelf vond dat ze niet aan het schoonheidsideaal van de sport voldeed. Door een diëtist werd ze op het juiste spoor gezet en leerde ze dat voeding een vriend is tijdens het sporten en niet de vijand.
Lisa de Vilder is sport- en prestatiepsycholoog en deed als boksster mee aan EK’s en WK’s. Haar trainers dachten dat ze beter zou presteren in een lagere gewichtsklasse en omdat die niet-olympisch was, moest ze nog lager gaan, tot onder de 60 kilo. Wat volgde was een continu gevecht met de weeg-schaal tot ze steeds meer lichamelijke en mentale klachten kreeg en stopte met de sport. Jaren en veel begeleiding door zowel een sportdiëtist als sportpsycholoog later werd ze Nederlands kampioen in de klasse tot 69 kilo.
Carola Minkels is bewegingswetenschapper en doet pro-motieonderzoek naar motorisch leren. Als acroymnaste won ze in 2016 brons op het WK. Continu werd er op haar gewicht gelet en elke week moest ze net als haar teamgenoten op de weegschaal van haar trainers. Ze moesten voor elk groot toer-nooi een paar kilo afvallen, maar kregen geen informatie over hoe ze dat veilig konden doen. Hoewel ze zelf geen eetproble-men heeft overgehouden aan haar sportcarrière, heeft ze het bij collega-gymnasten goed mis zien gaan.
Begeleiders moeten ervoor waken dat ze de problematiek van een sporter in hun eentje gaan dragen
Wat doe je op het moment dat je als masseur bij een cliënt, want dit geldt natuurlijk ook voor cliënten die geen (top)sporter zijn, een vermoeden hebt van verstoord eetgedrag of een eetstoornis? Amber: “Ik zou in eerste instantie de vraag terugleggen bij je cliënt. Goh, ik zie dat je wat uitgedroogd bent of blauwe plekken hebt. Wil je daar wat over vertellen? Daarmee kun je wellicht aanvoelen of iemand zich aangevallen voelt of juist denkt: eindelijk iemand die mijn problemen ziet. Vaak is verstoord eetgedrag iets dat stiekem gebeurt en niemand mag weten. Iemand die dan ziet wat er aan de hand is, kan ook een opluchting zijn.
”Het gesprek aangaan is niet makkelijk. Vaak zal de sporter, zeker in eerste instantie, ontkennen dat er een probleem is. “Dat kan ook komen door onwetendheid. Fysieke en mentale symptomen worden vaak niet aan elkaar gekoppeld door de sporter”, zegt Lisa. Carola: “Vaak denken ze dat ze gezond bezig zijn. In het eerste gesprek kun je het proces bij een sporter om erover na te denken in gang zetten, ook al lijkt dat niet zo. Na zo’n gesprek kan er een belletje gaan rinkelen. Ik ben misschien toch niet zo gezond bezig en ik heb hulp nodig.” Ook als het belletje niet meteen gaat rinkelen, is het aan te raden het gesprek te blijven aangaan. “Ook als het de eerste, tweede, derde keer niet lukt. Wees begripvol en oordeel niet, maar wees wel eerlijk. Zeg wat je ziet. Ik zie dat je bent afgevallen of aangekomen, ik zie een uitgedroogde huid, ik maak me zorgen.”
Na het signaleren is het van belang om er zo snel mogelijk een derde partij bij te halen. Het liefst een gespecialiseerde hulpverlener, maar als die stap te groot is iemand in de kring rond de sporter, zoals een ouder of een andere begeleider. Dat kan botsen met de vertrouwensrelatie die je als masseur hebt met de sporter. Volgens de NGS-beroepscode heeft de masseur een geheimhoudingsplicht van alles wat hem of haar in vertrouwen is verteld of wat hij of zij gezien of gehoord geeft. Alleen bij toestemming van de cliënt mag informatie aan derden worden gegeven. Er is echter één uitzondering: het zwijgen mag verbroken worden als er een conflict ontstaat tussen de geheimhoudingsplicht en de plicht om ernstige schade aan de cliënt of een ander te voorkomen.
Bij één of meerdere signalen moeten de alarmbellen gaan rinkelen
“Een eetstoornis kan ernstige schade tot gevolg hebben”, zegt Amber. In dezelfde beroepscode staat ook dat een masseur verplicht is hulp te zoeken in situaties waar hij of zij alleen niet uitkomt. Bovendien mag een masseur geen verantwoordelijkheden accepteren die buiten de grenzen van zijn/haar deskundigheid en/of beroepsverantwoordelijkheid liggen. In dergelijke gevallen dient de masseur adequaat door te verwijzen.
De beroepscode biedt dus ruimte om zorgen over een cliënt te delen met de juiste hulpverlener. Het (W)eet wat je doet-team zegt dat begeleiders ervoor moeten waken dat ze de problematiek van een sporter in hun eentje gaan dragen. Een oplossing kan zijn je zorgen te delen met de vertrouwenspersoon van de vereniging of organisatie. “Zonder daarbij namen te noemen”, zegt Carola. Amber: “Dan heb je iemand die samen met jou de verantwoordelijkheid draagt. Als je het in je eentje gaat dragen, wordt het heel zwaar. En als het dan toevallig misgaat omdat diegene echt geen hulp wil zoeken, kun jij je schuldig voelen omdat je niets gedaan hebt. Die weg wil je echt niet inslaan.”
Een andere mogelijkheid is contact opnemen met (W)eet wat je doet. Amber: “Zonder namen te noemen kunnen we kijken wat de mogelijkheden zijn. We hebben ook een zorgkaart op de site staan. Dat zijn mensen in de buurt die gespecialiseerd zijn in eetstoornissen. Bijvoorbeeld sportpsychologen en gespecialiseerde sportartsen. Die kunnen ook helpen bij de vervolgstappen.” Ze raadt aan om altijd transparant en eerlijk te blijven naar de sporter. “Zeg niet dat je niets gaat zeggen en vervolgens hoort de sporter dat je het wel met collega X hebt besproken. Het is belangrijk om de vertrouwensband niet te schaden, want ze hebben waarschijnlijk al zo weinig men-sen die ze in vertrouwen durven nemen. Ondersteun de sporter, maar wees wel eerlijk. Zeg dat je het net in je eentje kunt dragen en dat je het wilt bespreken met een arts, een collega-begeleider van de sporter of een vertrouwenspersoon.”
Voor meer informatie: www.weetwatjedoet.nl.
De bekendste eetstoornis is waarschijnlijk anorexia nervosa. Mensen met deze ziekte willen extreem dun zijn, en zelfs als er sprake is van (ernstig) ondergewicht zien ze zichzelf als dik. Mensen met anorexia zijn obsessief bezig met hun gewicht. Sporters met anorexia hebben de neiging extreem veel te trainen, soms tegen het advies van trainers of medisch begeleiders in. Dat kan leiden tot blessures en overtraindheid. (Mogelijke) symptomen: (extreem) ondergewicht, uitblijven of verdwijnen van de menstruatie, lage weerstand, verminderde concentratie, het vaak koud hebben, weinig calorie-inname, maag- en darmklachten, braken, laxeren, eetbuien, extreem trainen, uitdroging, blauwe plekken, veel (kleine) blessures, haaruitval, stinkende adem, huidverkleuring, sociaal isolement.
De eetstoornis anorexia athletica komt alleen voor bij sporters. Vaak voldoen sporters niet aan alle klinische criteria van anorexia nervosa. Het eetgedrag van sporters kan bijvoorbeeld veranderen gedurende het seizoen, al naargelang er sprake is van een wedstrijd- of trainingsperiode. Ook komt het voor dat sporters wél redelijk tevreden zijn over hun lichaamsbeeld. Ten slotte liggen de regels omtrent gewichtsverlies en een gezond BMI voor sporters anders dan voor mensen in de ‘normale’ populatie. Een sporter met een gezond BMI kan toch ondergewicht hebben. Als criterium voor anorexia athletica geldt daarom een gewichtsverlies van minimaal vijf procent in korte tijd, dat niet verklaard kan worden door een andere aandoening.
(Mogelijke) symptomen: anders onverklaarbaar gewichtsverlies van minimaal vijf procent in korte tijd, extreme angst om aan te komen, weinig calorie-inname, maag- en darmklachten, uitblijven of verdwijnen van menstruatie, braken, laxeren, eetbuien, extreem trainen, sociaal isolement.
Bij boulimia nervosa is honger geen aanleiding om te eten, het gaat om het eten zélf
Boulimia is moeilijker te herkennen dan anorexia. Mensen met boulimia hebben een obsessie voor eten en gewicht, maar in tegenstelling tot mensen met anorexia hebben de meeste patiënten een normaal gewicht. Wel vinden ze zichzelf te dik. Eetbuien waarbij men de controle over het eetgedrag totaal verliest springen het meest in het oog. Honger is geen aanleiding om te eten, het gaat om het eten zélf. Na een eetbui wil men het eten weer snel kwijtraken, door braken of het gebruik van laxeermiddelen of diuretica. Ook extreem sporten of vasten wordt gebruikt om de eetbui te compenseren.
(Mogelijke) symptomen: vaak naar het toilet na het eten, braken, het gebruik van laxeermiddelen, diuretica of klysma’s, opgezette klieren in de hals vanwege het vele braken, extreem trainen, vas-ten, sociaal isolement, slechte huid, onregelmatige menstruatie, stelen van voedsel, stemmingswisselingen, minderwaardigheids-gevoel, angsten en depressie, eenzaamheid, tandproblemen, gewichtsschommelingen, uitdroging, keelpijn, spierkramp.
Biggarexia wordt ook wel omgekeerde anorexia, spierdysmorfie of adoniscomplex genoemd. Deze eetstoornis komt vaker voor bij mannen dan vrouwen. De eetstoornis wordt veroorzaakt door een obsessie voor spiermassa. Zelfs al zijn mensen met biggarexia groot en gespierd, ze zien zichzelf als klein, zwak en dun. Net als bij anorexia is er dus sprake van een verstoord zelfbeeld. Mensen met biggarexia doen vaak extreem veel krachttraining en nemen zeer veel eiwitrijke voeding tot zich. Ook het gebruik van anabole steroïden komt vaak voor.
(Mogelijke) symptomen: extreem veel sporten, obsessie met het lichaam, het steeds opmeten van verschillende delen van het lichaam, het lichaam verhullen of er beter laten uitzien door middel van kleding of cosmetica, verstoord zelfbeeld, sociaal isolement, angsten en depressieve gevoelens, gebruik van anabole steroïden.
NAO staat voor niet anderszins omschreven eetstoornissen. Ze voldoen niet aan alle klinische criteria van anorexia nervosa of boulimia nervosa, maar wel aan een aantal kenmerken van één of beide aandoeningen. Ook anorexia athletica en biggarexia vallen onder eetstoornissen NAO. Iemand met NAO is obsessief met eten, het gewicht en het lichaam bezig en net als bij de andere stoornissen kan dit leiden tot ernstige gezondheidsproblemen.
Zelfs al zijn mensen met biggarexia groot en gespierd, ze zien zichzelf als klein, zwak en dun
Vruchtbaarheid, zwangerschap en bevalling
Vrouwen met langdurige eetstoornissen lopen een groter risico op vruchtbaarheidsproblematiek. Ook kunnen problemen rond zwangerschap en bevalling ontstaan. Zo is er vaker sprake van een laag geboortegewicht, vroeggeboorte of een keizersnede.
Botdichtheid
Ondervoeding kan leiden tot een slechtere botdichtheid. Sporters kunnen daardoor last krijgen van stressfracturen en op langere termijn kan vroegtijdige osteoporose (botontkalking) optreden.
Tekort aan vitaminen en mineralen: bloedarmoede, hart- en nierproblemen
Ondervoeding kan leiden tot een tekort aan vitaminen en mineralen. Bloedarmoede (tekort aan ijzer) komt het meest voor. Bloedarmoede zorgt vrijwel zeker tot mindere sportprestaties, aangezien ijzer essentieel is voor het transport van zuurstof door het lichaam. Tekort aan kalium is slecht voor hart, lever en nieren. Een tekort aan kalium zorgt ervoor dat het hart niet meer goed kan samentrekken, waardoor ritmestoornissen kunnen ontstaan. Ook een hartstilstand is een mogelijk gevolg. Kaliumtekort kan ook leiden tot beschadigingen aan nieren en lever.
Gebitsproblemen
Regelmatig braken veroorzaakt problemen aan het gebit, zoals tanderosie. Het zuur in het braaksel lost namelijk het tandgla-zuur op. Tanderosie zorgt er weer voor dat er gaatjes ontstaan. Het zuur kan ook de speekselklieren en slijmvliezen aantasten.
Het gebruik van anabole steroïden kan leiden tot stoornissen aan de lever, hart- en vaatziekten en psychische veranderingen zoals toename van agressie. Bij mannen kan het voor verminderde vruchtbaarheid zorgen. Vrouwen kunnen last krijgen van menstruatiestoornissen en androgene effecten. Jongeren kunnen eerder stoppen met groeien.